We zijn het kamp nog niet uit of we stuiten op een kudde buffels, in het nauw gedreven door een troep hongerige leeuwen. De leeuwen selecteren feilloos de zwakste buffel en drijven hem weg van de groep. Naar de waterkant. Gebitten en klauwen zinken diep in het ongelukkige beest.
De buffel blijft stoer staan. Vastberaden. De leeuwen trekken en sleuren. Wat!? Een krokodil vliegt uit het water, zijn bek wijd open. Mijn water, mijn prooi lijkt hij te denken…
Croc loses, lions win. De troep leeuwen trekt de buffel uit de bek van de krokodil weer de oever op. Ze dollen de buffel, als jonge katjes met een speelgoedmuis. De kudde buffels staat op afstand. Boos. Ze pikken het niet.
Ze aarzelen even. Maar dan… met bijna militaire precisie stoomt de kudde op. To the rescue! De leeuwen kijken verbaasd, beteuterd. Verrast door de overmacht.
De gebeten buffel ontsnapt in de consternatie. Op veilige afstand draait hij zich nog een keer om naar de leeuwen. Hij kijkt ze lang en onbewogen aan. ‘Who’s the king of the jungle now?’
En wij? Wij zitten in onze jeep. Ademloos, gefascineerd. Wat een fantastisch en onwerkelijk schouwspel! Zoiets maak je toch nooit mee…!?
Dat klopt. Wij hebben het arrangement zónder dieren.
Of zoals onze ranger het probeert te verklaren… Het waait te hard. Of het is te warm. Of te koud. Of te nat. Of te droog.
Nu is het te nat en te koud. Voor ons in ieder geval. En te vroeg. En we hebben honger.