“Wokshop boven!”
Op gebiedenste wijs. De gastvrouw laat er geen misverstand over bestaan. Ik moet naar boven. En dit is een Chinees.
P.King heet het. Dat klinkt ook Chinees. Maar je schrijft het hip.
Boven is een zaal. Bruine tafels en stoelen, groene banken. Een open kast met lege wijnflessen. Sommige flessen hebben geen dop, sommige een rode, andere weer een blauwe. In de hoek hangt een beveiligingscamera.
Geen enkel Chinees teken. Geen papieren lampionnen, geen aquarium. Alleen de stoelen zijn wat laag. De gastvrouw heeft waarschijnlijk zelf proef gezeten.
Iedereen kijkt naar Aaf. Zij zit ook op zo’n lage stoel. Gek gezicht.
Ik zie de gastvrouw voor me. Ze zit beneden in de viezige keuken achter het bekende luikje. Ze kijkt naar een beeldscherm. Schaterlachend. Dertig Hollanders op te lage stoeltjes in een workshop column schrijven.
Er loopt een kat door het beeld. Ons beeld. Zomaar. Weet die kat veel dat wij met z’n allen naar Aaf zitten te kijken.
De kat blijft. Wij gaan naar buiten, inspiratie opdoen. Ik volg netjes de aanwijzingen voor niet-Amsterdammers – rechts de gracht op richting Koningsplein.
Ver hoef ik niet te lopen. Een paar deuren verderop. Waarschijnlijk is dit pand zelfs met een achterommetje verbonden met P.King. ‘Het kattenkabinet’. Een lieflijke etalage met portretten van katten. Ze hangen er in tientallen. Overlijdensportretten lijken het. De katten kijken me doods aan. En de gastvrouw lacht zachtjes in mijn hoofd.
Ik schrik van mijn eigen gedachten en ren terug. De deur door, links, rechts de trap op. De zaal is leeg…
Op de zwarte kat na.