Van een afstandje zie ik een groot open veld vol met mannen in witte pakken. Veel lijkt er niet te gebeuren. Af en toe wat lichte opwinding, zo nu en dan iemand die op een drafje ogenschijnlijk doelloos in het veld rent. Aan de rand van het grote veld zitten ook nog eens een stuk of wat witte pakken. Ze praten en roken. Twee mensen aan een tafeltje maken driftig aantekeningen in een boek. En voor de tafel staat een bord: 129 4 31
Ik loop naar de rokende en pratende mannen toe en kijk naar de mannen in het veld. Ik tel vijftien mannen in het wit. Twee daarvan hebben een soort slagersjas aan. Een aantal draagt extra bescherming. Ik zie vooral een gebrek – aan actie, aan snelheid.
Wat het ook is, helemaal begrijpen doe ik het niet. Waarom dragen ze allemaal dezelfde witte pakken? Waarom gaat alles op z’n elfendertigst? Wie zijn die slagers? En wat zijn die vreemde tekens die ze naar de twee mensen achter het tafeltje maken? Waarom hoor ik iedereen Engels praten? En wat in vredesnaam betekent 129 4 31?
De ogen van de mannen aan de kant zijn gericht op het midden van het veld. Ik zie een lange smalle strook met aan weerszijden houten hekjes. Bij een van de hekjes staat een slager, aan de andere kant een van de mannen met grote scheenbeschermers en handschoenen.
De laatste heeft een stuk hout in zijn handen. Daarmee zwaait hij af en toe naar een bal. Vaak mis – liefst gevolgd door een spannende ‘oe’ in het veld. Af en toe raakt hij de bal wel goed – voor de mannen aan de kant aanleiding om een (beschaafd) aanmoedigend geluid te produceren. Als de bal goed wordt geraakt, dan is er opeens actie. De mannen met de beenbeschermers en handschoenen rennen de lange smalle strook af naar de andere kant. En de mannen in het veld rennen achter de bal aan. Niet hard, het is meer sjokken. Maar toch… actie.
Geen boeiend schouwspel, toch wekt de sport (die conclusie had ik inmiddels wel getrokken) mijn nieuwsgierigheid. Tijd om de details te leren kennen. Ik spreek een van de rokende mannen aan.
“Wat is dit voor sport?”
– “Cricket. The king of sports.”
“Ok. En hoe werkt het?”
– “Je hebt twee elftallen, eentje is eerst slagpartij, de ander veldpar… sorry, maar de rest moet wachten tot na de lunch.”
Lunch? Hoor ik dat goed? De vijftien mannen in witte pakken komen naar de kant. De rokende mannen staan op en applaudisseren beschaafd. Gebroederlijk lopen ze allemaal het clubhuis in en schuiven aan lange tafels aan. Het is echt waar: ze gaan lunchen.
Ik wacht niet op de tweede helft en loop weg bij het clubhuis. Ik denk nog eens na over ‘the king of sports’. Je zou al die regels en tradities in het voetbal hebben…
Kom, we trekken allemaal dezelfde shirts aan. Jullie mogen eerst een halve dag aanvallen en wij verdedigen. En oh ja, wij fluiten dan ook wel. Onze reserves roken een sjekkie op de bank en sms’en naar hartenlust. We applaudisseren netjes als jullie een mooi doelpunt maken. Dan eten we in de rust samen een bammetje en daarna draaien we de hele boel om.
Fascinerend dat cricket.
Één reactie Voeg uw reactie toe