Ik heb een oude autogarage omgebouwd tot woonhuis. De autolift blijft staan. Op de lift monteer ik zware eikenhouten planken. Zo heb ik een in hoogte verstelbare eettafel. Nu doet hij dienst als borreltafel. Om de tafel heen staan lachende mensen. De garagedeuren schuiven open. Het zonlicht licht de houten vloer en de lachende gezichten op. Het stemgeluid rond de tafel vermengt zich met het stadsgeluid.
Ik hoor ‘Intro’ van ‘The XX’.
Maar dan met een melancholische trombone op de achtergrond. Alsof je de trombonist verderop in een lange, lege gang hoort spelen. Met glijdende lange noten. Iets langer dan het origineel, maar nog steeds zo kort dat je meer wilt. Ik zie een vrouw in het wit. Schrijdend op de muziek. Als de beat wegvalt, staat ze even stil. Ze staart voor zich uit. Het is alsof ze twijfelt of ze wel verder moet gaan.
Ik sluit mijn ogen. Schapen springen over hekken. Terwijl ze springen, kleurt hun wollige vacht roodbruin. De krullen vallen uit. De achtergrond verdort. Het perfect gelakte groene ijzeren hek is een omheining van verrot hout en verroest prikkeldraad. Het uitzicht is leeg en vol tegelijk. De schapen staan op hun uitgegroeide achterpoten, oren gespitst.
Ik kijk op mijn telefoon. Het is 04:36 uur.
Mindfulness is wellicht zo gek nog niet. Of een flinke dagelijkse slaapmuts.